In Coronatijden zijn onze maandwandelingen in de Gentbrugse Meersen afgelast (al zeker tot en met juli). Wel is het natuurlijk nog mogelijk om alleen of in “bubbles” het terrein te verkennen. Dit leverde terug de nodige leuke waarnemingen!


De Ooievaar is vrij groot (0,95 tot 1,10m groot, vleugelspanwijdte 1,95 tot 2,15m), en dus vrij gemakkelijk te spotten. Tijdens de winter is hun voedsel (hoofdzakelijk insecten en regenwormen) in België niet aanwezig, dus verhuizen ze eind zomer naar Afrika. Ze verkiezen niet te lang boven zee te vliegen, en steken dus aan Gibraltar de Middellandse Zee over. Een deel blijft in Zuid-Spanje haperen, wat mooie taferelen oplevert (op elk gebouw in sommige dorpen en steden een ooievaarsnest). Meestal broeden ze op door mensen gemaakte plaatsen (hoogspanningsmasten, schoorstenen, torentjes, kerken, parken, …)

De Kievit is een opmerkelijke weidevogel, met zijn kenmerkende roep, zijn acrobatische baltsvluchten, zijn oranje achterste en zijn fraaie kuif. Hun voedsel bestaat uit op de grond levende insecten, larven, regenwormen, slakjes en plantaardig materiaal. Mannetjes hebben een spectaculaire vlucht waarbij ze zich van de ene kant naar de andere wentelen, en het zwart/wit verenpatroon mooi zichtbaar wordt. Naast baltsvluchten, gebruiken ze dit ook om eventuele predators af te leiden. De meest acrobatische mannetjes blijken voor de vrouwtjes het aantrekkelijkst. Om een vrouwtje te lokken maakt het mannetje nestkuiltjes en draait met zijn oranje kontje. Bij interesse gooit het mannetje strootjes over zijn schouder. Als het vrouwtje iets in het mannetje ziet, gooit ze ook strootjes. Waarschijnlijk komt hier de Gentse uitdrukking “struutjesleggen” van. Vijftien jaar geleden waren er vrij veel kievitten in de Meersen, broedden ze er, en waren de kleine kuikens te bewonderen. Door de verdwijning van hun habitat, verstoring, en aanwezigheid van de vos is het aantal echter herleid tot enkelingen. https://www.natuurpunt.be/pagina/kievit


Meerkoeten zijn bijna overal aanwezig waar er zoet water en oevervegetatie is. In wezen zijn het echte moerasvogels, waarbij hun poten uitermate geschikt zijn om op drijvende vegetatie te lopen. Is de vogel niet echt spectaculair, hun jongen vallen des te meer op door hun rode kop met sprietige haren.

De Groenpootruiter (Tringa nebularia) is een middelgrote steltloper te herkennen aan de lange, groengrijze poten en de licht omhooggebogen snavel. https://www.natuurpunt.be/pagina/ooievaar

In het prille verleden werden er al eens bevers gespot in de Damvallei en in de Leievallei. Het is nu de beurt aan Gentbrugge, waar er reeds een tijdje 2 bevers kunnen bewonderd worden aan de Schelde. Bevers zijn zeldzaam en en surplus normaal moeilijk te zien. Dus een buitenkansje. Hopelijk blijven ze er en kunnen we er nog regelmatig van genieten. De Bevers worden niet graag gestoord, dus probeer ze niet te benaderen via de oevers. Vanop Gentbruggebrug kan je ze echter heel goed zien zonder ze te storen. (artikel)


De Europese blazenstruik (Colutea arborescens) behoort tot de Fabaceae (Vlinderbloemenfamilie). De bloemen zijn vrij groot (2cm), heldergeel met rode vlekken op de cirkelvormige vlag. Pas bij de vruchtzetting begrijpt men ten volle de naamgeving. De vrucht is inderdaad een opgeblazen peul met erg dunne wanden.

Klein Robertskruid (Geranium purpureum). Geranium is afgeleid van het Griekse woord geranos (“kraanvogel” of “ooievaar”) en verwijst naar de vorm van de vrucht. Purpureum (“purperachtig”) verwijst naar de purperachtige kleur van de plant van de plant. Dit is een beetje raar, omdat Robertskruid (Geranium robertianum) er meestal veel roder uitziet. Klein robertskruid (Geranium purpureum) lijkt nogal op dit veel voorkomende Robertskruid en wordt mogelijk veel over het hoofd gezien. De bloemen van Klein robertskruid zijn donkerroze in plaats van helderroze en hebben geel ipv. oranje stuifmeel.

De Geelbandlangsprietmot (Nemophora degeerella) is een dagactieve nachtvlinder uit de familie Adelidae ( Langsprietmotten). Ze hebben hun naam niet gestolen, de mannetjes hebben opvallend zeer lange voelsprieten, bij de vrouwtjes veel korter.

Het Kaasjeskruiddikkopje was een zeldzame verschijning in Vlaanderen, maar is nu aan een ware opmars bezig (waarschijnlijk door de klimaatsverandering). Steeds vaker (doch nog altijd zeldzaam) wordt het waargenomen, nu ook in de Meersen. De rups is te vinden vooral op verschillende soorten Kaasjeskruid. https://www.natuurpunt.be/pagina/kaasjeskruiddikkopje

Veel meer wordt het Groot dikkopje (Ochlodes sylvanus) waargenomen. Het is een fervente bloembezoeker, op bloeiende bramen, knoopkruid, distels, … Op het uiteinde van de voelsprieten zitten kleine haakjes, wat hem onderscheidt van de andere dikkopjes. https://www.natuurpunt.be/pagina/groot-dikkopje

De Witte tijger (Spilosoma lubricipeda ) is een nachtvlinder, meestal goed te herkennen aan het patroon van zwarte stipjes op de witte voorvleugels. Waardplanten zijn oa. zuring en brandnetel, doch ook Vlier.



Zwartkopvuurkever (Pyrochroa coccinea) & Roodkopvuurkever (Pyrochroa serraticornis) hebben een knalrood borststuk en achterlijf, de rest van het lichaam is zwart. Kenmerkend zijn ook de 2 tasters, bij het vrouwtje sterk getand, bij het mannetje gekamd. Het zijn 2 sterk gelijkende soorten. Zoals de namen het zeggen, heeft de Zwartkopvuurkever een zwarte kop en de Roodkopvuurkever een rode kop. Ook is de Roodkopvuurkever kleiner dan de Zwartkopvuurkever. De Zwartkopvuurkever is meestal te vinden in echte grote bossen. De Roodkopvuurkever verkiest meer de bosranden. Habitats zijn niet onlogisch want de larven leven 2 tot 3 jaar in rottend hout, onder de bast van dode bomen. Ze eten echter geen hout, maar de houtetende larven van andere insecten (zoals boktorren). De larve is behoorlijk groot (3cm), afgeplat en gewapend met 2 doorns op het laatste, verbrede achterlijfssegment. De volwassen kever leeft van mei tot begin juni en de larve overwintert. De volwassen kevers eten voornamelijk stuifmeel en andere plantendelen. Ik vond de kevers naast elkaar aan de rand van wat bomen, de larve in mijn tuin inderdaad onder de schors van wat dood hout.

De Kleine wespenboktor (Clytus arietis) is bij ons een vrij algemene soort. De volwassen kevers leven maar enkele weken (mei tot juli). Vrij klein (9-18mm), zwart met gele strepen, roodachtige poten, en voor een boktor korte antennes. Ze zien er op ’t eerste zicht uit als een wesp (mimicry), wat hen bescherming oplevert. Voedsel is voornamelijk stuifmeel. Een vrouwtje eet zo af en toe een ander insect omdat de eitjes extra voedingsstoffen nodig hebben.

De Fraaie schijnboktor (Oedemera nobilis) is een veel voorkomende bezoeker van diverse bloemsoorten, vanwege het stuifmeel en de nectar. Meestal zijn ze metaalachtig heldergroen, maar de kleur kan variëren van blauw tot violet. Doordat de dekschilden sterk versmald zijn aan de achterzijde, zijn de achtervleugels gedeeltelijk zichtbaar. De achterpoten van het mannetje hebben sterk opgezwollen dijen (typisch kenmerk bij de meeste Oedemera-soorten). Te verwarren met Oedemera flavipes. Deze is echter donkerder gekleurd en het mannetje heeft lange witte haartjes op de kop, borstschild en achterste dijbenen.


Het Citroenlieveheersbeestje (Psyllobora vigintiduopunctata) is een klein lieveheersbeestje, herkenbaar aan de citroengele kleur en de zwarte stippen. Er zijn nog enkele andere soorten met gele dekschilden, doch die hebben een blekere kleur. Tevens te herkennen aan de 22 ronde zwarte stippen, en de positie ervan. Zoals het Zestienstippelig lieveheersbeestje en het Meeldauwlieveheersbeestje leeft het niet van bladluizen maar van meeldauw. Lieveheersbeestjes zijn insecten (kevers) met een volledige metamorfose, ze doorlopen 4 fasen: ei, larve, pop en imago. De larve die uit het ei komt, lijkt totaal niet op de volwassen kever. De larven vervellen 4 keer. Vanaf het derde larvenstadium zijn de larven nog wel te determineren aan de hand van de kenmerken. Lieveheersbeestjes overwinteren als imago. In het voorjaar komen ze tevoorschijn, paren en leggen eitjes. Algemene info Lieveheersbeestje : https://waarneming.nl/species/156859/

De Kaneelglasvleugelwants (Corizus hyoscyami) is vrij algemeen en makkelijk herkenbaar aan de felrode tekening op het zwarte lijf. Kan echter verward worden met de alomtegenwoordige Vuurwants en Prachtridderwantsen.. Leeft in open en half open kruiden en grasvegetaties, ook in wegbermen. Ikzelf nam de foto in onze stadstuin. Overwintert als adult. Reigersbek (Erodium sp.) is een belangrijke waardplant. https://waarnemingen.be/species/9341/.

De meeste larven zie er niet echt sympathiek uit. Soms zijn ze echter wel mooi, zolang ze niet met teveel zijn dan.

Bijzonder is dat elk galvormend insect gebonden is aan één enkele waardplant. Weet men de naam van de plant, dan kan men relatief gemakkelijk de naam terugvinden van het desbetreffend insect. De Kastanjegalwesp is een klein vliesvleugelig insect (2,5 tot 3 mm) behorend tot de familie van de Cynipidae (galwespen). Ze komt alleen voor op Tamme kastanje (Castanea sativa en andere Castanea sp.). De harde gallen, ongeveer 5 tot 20 mm groot, vormen zich aan jonge twijgen, op de bladstelen en de hoofdnerf van de bladeren. De Kastanjegalwesp heeft slechts één generatie per jaar. De voortplanting verloopt parthenogenetisch, dus zonder bevruchting, want mannetjes komen niet voor. Oorspronkelijk uit China, nu de wereld veroverend. In 2015 voor het eerst gesignaliseerd in België. De Kastanjegalwesp is zeer schadelijk voor de Tamme kastanje (Castanea sativa). In reactie op de larven van de galwesp worden grote aantallen gallen op bladeren en twijgen gevormd, waardoor de groei en vruchtzetting (50 tot 70% opbrengstverliezen) sterk afnemen. In België worden kastanjebomen niet geëxploiteerd voor hun kastanjeproductie, maar op termijn dreigen er wel gevolgen voor de natuurgebieden en het landschap. In Italië is de oogst van tamme kastanjes een belangrijke economische activiteit, zodat daar ook economische problemen rijzen.
Chemische bestrijding is zowat onmogelijk, waardoor nu proeven gedaan worden met biologische bestrijding (bepaalde sluipwespen). Nog nooit vroeger gezien, dan eerst gezien in de Vindehoutse bossen, en nu een beetje overal in de Meersen.